Worden we gezien, zijn we gekend...?
Ik begin met een dierenverhaaltje
Nacht…
Aan de rand van het bos, op een tak, zaten twee zwarte vogels.
Zilverzacht lag het maanlicht over de velden.
‘Zie je? Hoe mooi?’ zei Merel.
‘Wat bedoel je?’ kraste Kraai.
‘Dat zachte licht, die glimlach op het gezicht van de maan, zo rustig…’
‘O, nou ja, dat is gewoon de maan.’
Ze zwegen een tijdje…
…
‘Wat denk je’, vroeg Merel,’ denk je dat de maan ons ziet?’
‘Wat een onzin!’ zei Kraai, ’de maan is een stuk steen.’
‘Dat weet ik, maar zijn licht is zo vriendelijk.’
‘Dat lijkt maar zo. ’t Is gewoon grijze weerkaatsing van de zon.’
‘Maar hoe komt het dan zo mooi, zo ongelooflijk mooi?’
‘Nou ja, niet overdrijven.’
Ze zwegen een tijdje…
…
‘Kraai…?’
‘Ik probeer te slapen, Merel.’
‘Toch denk ik dat we gezien worden, ergens in dat grote heelal…’
‘Ha ha ha! Jij denkt dat er een mannetje op de maan zit!’
‘Nee, maar alles is zo mooi, zo licht. Kijk toch eens al dat licht in de nacht…’
‘Allemaal stukken steen, ja. Nou en?’
‘Ik weet zeker dat we gezien worden, ergens…’
‘Nou, welterusten dan!’
…
De uren verstreken.
Bij het eerste licht,
terwijl Kraai nog sliep en kraste in zijn dromen,
begon Merel te zingen.
Auteur: Wim Jansen
Ik vind het een prachtig verhaal. Kraai en Merel die elk op hun eigen wijze naar de maan kijken. En de manier waarop zij kijken is denk ik illustratief voor de manier waarop wij mensen de werkelijkheid waarin wij leven beleven. In Frankrijk op vakantie konden wij ‘s avonds weer van een prachtige sterrenhemel genieten. Hoe kijk je dan? Met de nuchterheid van Kraai of met de verwondering van Merel die als een kind met grote ogen de wereld aan het ontdekken is?
Daarnaast horen we in het verhaaltje ook een andere discussie. Die een heel interessante vraag oproept. Merel die vanuit de ervaring van schoonheid en verwondering zegt: “Ik weet zeker dat we gezien worden, ergens….”
Dat is allereerst een vraag naar onszelf. Naar wie wij zijn en hoe wij leven in relaties. Voelen we ons gekend door de ander, door elkaar? Maar daaronder zit ook die overkoepelende vraag: worden wij gezien in dit heelal? Het is ten diepste de Godsvraag.
Hebt u afgelopen zondagavond “Zomergasten gezien?” Janine Abbrink in gesprek met Louis van Gaal, de kleurrijke en eigenzinnige voetbalcoach in ruste. Voer natuurlijk voor een interessante dialoog. Maar wat mij vooral is bijgebleven dat is zijn reactie toen het ging over de vroegtijdige dood van zijn vrouw Fernanda. Dat was voor hem het moment om zijn geloof in God vaarwel te zeggen. Een God die dat toeliet hoefde voor hem niet meer. Voor hem een reden om ook de kerk de rug toe te keren,
Op dat moment begint er dan iets te borrelen. Enerzijds alle begrip voor jouw pijn en verdriet. En toch blijft er anderzijds ook een gevoel van. Dit gaat te snel. Er is misschien toch wel meer God dan je denkt….. Alleen dan: Anders God…. God anders…..
Ik heb er al het nodige over geschreven het afgelopen jaar “Sporen van God”. Maar toch voelde ik zondag na het zien ervan toch weer de drive om dit te weerspreken. Die God, dat blijft toch wel een heel boeiend thema …. waar je niet over uitgedacht raakt.
Ik weet het: Van Gaal staat niet alleen. Tallozen hebben de kerk verlaten om die reden… Ook mijn notoir ongelovige oudere broer. Te ongerijmd is het: een God die allerlei nare ziektes toelaat. Dat vind ik trouwens ook. Waar is die God? Wie roept dat niet als je zo ineens door wat dan ook getroffen wordt in het leven. Het is zo begrijpelijk.
Maar tegelijkertijd denk ik dat velen ondertussen dat eeuwenoude beeld ook wel hebben los gelaten.
Dat beeld van de almachtige God. Dat beeld dat je nog in veel oude kerken kunt ontwaren. Velen van u zijn vast wel eens in de Sint Janskathedraal van Den Bosch geweest. Als er ergens een plek is waar je letterlijk gezien wordt, dan moet je in het midden van de kathedraal gaan staan en dan naar boven kijken. Dan zie je in de nok een reusachtig oog in een driehoek. Het is het alziend goddelijk oog van de Drie-eenheid. Het is duidelijk, wil die afbeelding zeggen, we worden gezien….
En zo heeft de christelijke traditie dat altijd verkondigd. En in de kerk heeft dat heel lang de beklemmende betekenis gehad van: in de gaten gehouden. Een goddelijke camera – een soort Big Brother. Daar willen we dus niet meer aan. Het beeld van ‘iemand in de hemel’ die ons doen en laten bespiedt. Het levensgevoel dat nu overheerst is die van hen immens universum waarvan je soms het gevoel hebt dat het haar totaal koud laat, niet interesseert wat wij hier allemaal doen en laten. Er is veel weggevallen aan een zingevend verband waarin mensen gezien en gekend werden. Er is veel eenzaamheid leegte. Zijn we alleen op onszelf aangewezen? Zijn we inderdaad, zoals het antwoord van Kraai “omringd door koude stenen?’.
En toch blijf ik nog steeds geraakt worden door het antwoord van Merel: ‘Ik weet zeker dat we gezien worden, ergens in dat grote heelal…’. Wat is dat dan? Want dit antwoord van Merel, daarvan zien we dat dit ook in het levensgevoel van veel mensen huist. Het hangt in de lucht. Heel veel mensen die zich buiten de kerk bevinden, zijn nog allerminst los. Het is ongelooflijk als je ziet op de levensbeschouwelijke markt hoeveel mensen op eigen houtje op zoek zijn naar spirituele verdieping. Kennelijk vanuit een dieper liggend gevoel dat er ‘meer’ moet zijn. En kijk hoe nieuwe wetenschap en mystiek elkaar ook op dat vlak steeds meer lijken te gaan vinden.
Kortom: God mag dan misschien door toedoen van theologen wel ontsnapt zijn uit de traditie die hem gegijzeld had. Onze goede leermeester Harry Kuitert was hem totaal kwijt aan het einde van z’n leven…. Hij had geen taal voor God meer beschikbaar. Maar is hij daarmee ook echt weg, verdwenen? Is dat niet te snel, te voorbarig?
Inderdaad, op het altaar van de logica is God zo langzamerhand in onze cultuur bijgezet in het mausoleum van de geschiedenis. Maar zou het misschien ook nog zo kunnen zijn dat je het woord God van een nieuwe betekenis zou kunnen voorzien….?
En zo zoek je je weg tussen die van ‘Kraai… Die lijkt een beetje op Louis van Gaal met zijn ‘Jij denkt dat er een mannetje op de maan zit!’ En Merel. ‘Toch denk ik dat we gezien worden, ergens in dat grote heelal…’
Persoonlijk geloof ik dat er meer is dan de platte ratio en logica. Die al het wonderbaarlijke en alle geheim, alle mysterie uit ons leven weg redeneert.
Spreken over zoiets verhevens als God kun je niet, de dingen over die wij God noemen zijn niet plat en primitief. Daar kun je geen oppervlakkige logica op los laten. En daarom kan en mag de vraag of wij nog worden gezien ook niet plat en primitief beantwoord worden.
Wat dat betreft vind ik Psalm 139 zo mooi: Jij, God, mijn bron, jij doorgrondt mij en kent mij. Jij kent mijn zitten en mijn opstaan, jij doorziet mijn denken van verre. Jij bepaalt mijn gaan en mijn liggen, met al mijn wegen ben jij vertrouwd. Want er is geen woord op mijn tong of jij kent het volkomen. Van achter, van voren, overal omhels je mij, leg je je handpalm op mij.
In dat gedicht gaat het niet over een alziende God die ons controleert, maar over een ‘Jij’ tegenover ons die ons niet ziet maar aanziet. Die ons kent en doorgrondt – niet in de aanklagende zin van ‘ik ken jou’, maar in de Hebreeuwse zin van dat woord, waarin kennen staat voor beminnen, liefhebben.
Nog even terugkomend op het alziend oog in de kathedraal van Den Bosch: het grappige van dat oog in Den Bosch is dat er een gaatje in zit, waardoor het lijkt alsof je – andersom - bij God zelf naar binnen kan kijken! Dan zien we niets dan duizelingwekkende lichtjaren diepte, maar wel hier en daar een ster, een lichtpuntje, en naarmate we langer kijken steeds meer. Dan weten we dat de werkelijkheid niet ophoudt bij dat simpele oog, maar dat er werelden achter verborgen zijn. De kosmos is van zo’n ongelooflijke rijkdom dat je niet genoeg hebt aan een verklaring van ‘alleen maar stenen’, maar je bewust wordt van andere dimensies en werelden. Werelden die allemaal begonnen zijn om iets, om een geheim…
…
Zo is en blijft ons leven in al haar ondoorgrondelijkheid geplaatst in een onzichtbaar zinsverband, de beschutting van iets dat groter is dan ons en dat met ons meegaat in en achter die chaotisch aandoende warwinkel van onze wereld.
Het is een heilig geheim. Het geheim van het “Heilige”, van het eeuwige dat verschijnt door de sluier van het tijdelijke. Het is iets wat ongrijpbaar buiten de mens is en hem raakt.
Wie ziet ons nog? Ik weet het natuurlijk ook niet, Maar ik kan mij een leven lang al niet aan de stellige indruk onttrekken dat het ertoe doet wat wij doen. Dat ons onbetekenende bestaan op dit planeetje toch iets betekent. Dat we gekend zijn en geborgen zijn in het universum, ook in de dood, zoals een embryo in de moederschoot. Ik heb geen antwoord op de waaroms in dit bestaan, de zinloze oorlogen, een dochter die sterft, een ongeneeslijke ziekte die jou ineens treft, mijn God, het hartverscheurende leed van kinderen,. Maar dit is het enige waar niemand mij van af kan brengen: dat dit universum begonnen is om liefde.
Een goddelijk bezield verband. Een verband waar de ziel van God in spreekt, het verband van de liefde. De draden van één groot levensweb. Een verband van waaruit elke goede daad die gedaan wordt en elke goede gedachte die geuit wordt, zin heeft. Een verband dat ons innerlijk doet voelen, weten, vertrouwen: wie je ook bent, wat je ook gelooft, of denkt of voelt, en wat jou ook overkomt, je bent geliefd. Een soort basic trust, een nieuw houvast …. Het is die innerlijke ervaringslaag, een laag waar wij als mensen eigenlijk geen taal voor hebben of liever gezegd: daar schiet onze taal tekort …… We geven er allerlei namen aan: God, Bron, Stem, Licht, Kracht, Energie. Maar elke naam beperkt de grootsheid ervan. Je kunt daar alleen maar verwonderd over zijn…….
Zo gaat het leven verder, mag het verder gaan. Hoe lastig soms ook.
Eeuwig is de Bron waaruit wij stromen. Nooit zal ik buiten jou bestaan, noch kan ik ooit bij jou vandaan. Het verband van de liefde. zal verder stromen Zoals ook Paulus in I Korinthiërs13 de liefde tot hoogste beginsel verheft: alleen in de liefde zijn wij gekend en kennen wij zelf…
Die stille heilige aanwezigheid die ons ziet en ons bestaan bevestigt. Om stil van te worden ….. AMEN.